Informatieblad: Bruidsschatregel ‘Activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico’
Gevallen van verontreiniging die onder de Wet bodembescherming (Wbb) zijn beschikt als ‘ernstig geval, geen spoed om te saneren’, vallen niet onder het overgangsrecht tenzij een saneringsplan is ingediend of een maatregel of gebruiksbeperking op grond van artikel 37 lid 4 Wbb in de beschikking ernst, geen spoed is opgenomen1. De aanpak van deze verontreinigingssituaties valt straks onder de in het omgevingsplan te stellen regels over bouwen van een bodemgevoelig gebouw (waarbij eventueel een sanering aan de orde kan zijn) en eventuele andere regels die de gemeente in het omgevingsplan opneemt ter bescherming van de bodem, dan wel regels die de provincie hierover opneemt in de omgevingsverordening. Dit laatste zal met name spelen bij bronnen van verontreiniging die het grondwater verontreinigen.
Onder de Wet bodembescherming is het uitgangspunt dat een ernst, geen spoedgeval van verontreiniging wordt aangepakt op een natuurlijk moment. Dit is onder de Omgevingswet (naast de bruidsschatregels over bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie) vertaald naar de bruidsschatregel voor beschikte ernst, geen spoedlocaties, waarin er alleen eisen worden gesteld aan de omgang met de ernst, geen spoedverontreiniging als er toch al een activiteit plaatsvindt op de locatie. Het gaat hierbij dus niet om een zelfstandige saneringsplicht. De extra moeite en kosten van het beperken of verwijderen van de verontreiniging mogen niet onevenredig belastend zijn voor de initiatiefnemer.