Huiswerk Klaar kaart – Zeven

Waarom speel je deze kaart?

Klimaatverandering, energietransitie, woningbouw, circulariteit, infrastructuur. Deze opgaven hebben allemaal met de bodem te maken. Dat geldt ook voor vraagstukken zoals bodemdaling, verontreiniging, zeer zorgwekkende stoffen, afnemende bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit. Wie heeft van alle van deze aspecten verstand?

Als bodemmedewerker bij een gemeente word je belast met de advisering van bodemvraagstukken in het kader van de Woningwet, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming en straks de Omgevingswet. En je doet aan bodemadvisering in het kader van ruimtelijke plannen en bij de totstandkoming van kerninstrumenten van de Omgevingswet. Als gemeentelijk medewerker spar je met de wethouder, met de beheerder openbare ruimte en met specialisten archeologie, chemische bodemkwaliteit, groenvoorziening, grondverzet en vele anderen. Want iedere opgave in het fysieke domein kent een klein of groot stuk bodemadvisering. Werken aan bodem is iets voor een schaap met vijf poten!

Het liefst doen je dat op het juiste moment, ergens in de keten tussen locatiekeuze en praktijkaanpak. Met een goed functionerend bodeminformatiesysteem of eigenlijk -systemen. Samen met mensen van andere organisaties, zoals netbeheerders, kennisinstituten, andere overheden en medewerkers van projectontwikkelaars of Omgevingsdiensten. Je moet dus niet alleen alles weten en kunnen, maar je moet ook nog een groot netwerk opzetten en bijhouden.

En alles wat hier boven staat is niet-compleet en zeker niet overal eender toepasbaar, in alle 352 gemeenten van Nederland of bij één van de Omgevingsdiensten. Maar er is hoop, zoals een gemeentemedewerker in één van de SDDI-regio’s aangaf: “Ik dacht dat ik in mijn gemeente de enige bodemmedewerker was, nu blijk ik toch meerdere bodemcollega’s te hebben. Alleen staat er in hun functieomschrijving iets anders: iets met groen, kabels of archeologie. Maar ze werken allemaal ondergronds.”

Om bodemvraagstukken in de volle omvang te kunnen oppakken heb je een T-shaped medewerker of een T-shaped-team nodig. Oftewel: de beschikbaarheid over basiskennis zowel op de inhoud als in het vermogen om netwerken op te bouwen en te onderhouden (de ligger op de T). Daarnaast is dieptekennis nodig op specifieke werkterreinen (de staander van de T).

Hoe speel je deze kaart?

De Omgevingswet vraagt veel van beleid, informatie én mensen. In de regio is behoefte aan kennis en uitvoeringskracht. Als daar schaarste aan is, en meestal is dat het geval, dan werkt dat door in te maken keuzes: welke taken gaan we uitvoeren, welke capaciteit hebben we beschikbaar en welke capaciteit kunnen we inkopen?

Daarbij gelden de regels over het verplicht neerleggen van het basispakket bij de Omgevingsdienst (zie Wegwijzer bodem in Omgevingswet voor meer informatie).

De gemeente kan op twee manieren door het Rijk worden voorzien van geld voor een bodemapparaat (bij gemeente of Omgevingsdienst). Budget voor de implementatie en uitvoering van Omgevingswet-taken (en dus ook bodem) komt vanuit het Ministerie van BZK (via een algemene uitkering).

Budget voor specifieke werkzaamheden aan chemische bodemkwaliteit (met een focus op spoedeisende saneringen en buitenproportionele opgaven) lopen via het Ministerie van IenW.

Voor de gemeente is het van belang om duidelijkheid te hebben over welke middelen ze kan beschikken en wat binnen die beschikbare middelen de prioriteiten zijn. De gemeente werkt voor bodemkwaliteit en zeker voor de basistaken samen met de Omgevingsdienst, die over deze kennis beschikt. In deze situatie is een goed samenspel essentieel, want zonder een goed uitgewerkte vraag (door de gemeente) komt er geen werkbaar antwoord vanuit een expert (Omgevingsdienst).

Grofweg zijn uit de regioprojecten drie profielen van gemeenten voortgekomen. Het eerste profiel bestaat uit gemeenten die gezien de opgaven waar zij voor staan behoefte hebben aan een eigen bodemkennisbasis (naast het basistakenpakket bij de omgevingsdienst). Het tweede zijn de gemeenten die niet de capaciteit en diepte-kennis in huis hebben (en ook niet nodig hebben). Deze gemeenten leunen voor bodemvraagstukken op de Omgevingsdienst. Tenslotte zijn er gemeenten die momenteel in de tweede categorie zitten, maar de noodzaak zien om in de toekomst te investeren in bodemkennis in de breedte om zo een betere vraagsteller te kunnen zijn voor bodemvraagstukken die specifieke expertise vraagt. In ieder gemeentehuis is het nodig om deze analyse te maken.

In de doorwerking naar een ondergrondvisie zal de gemeente moeten analyseren of de huidige bezetting voldoende is, zowel kwalitatief als kwantitatief. Of de huidige bezetting voldoende is om de doorwerking naar een ondergrondvisie te maken, daar zal de gemeente een analyse in moeten maken, als daar de middelen voor zijn. De gemeente kan voor de ondergrondvisie gebruik maken van een ruimtescan (BOGO) of het integreren van data en informatie.

De personele invulling, hun gezamenlijke competenties en de organisatie die daarachter zit is het overdenken waard. Daar past geen personeelsplan bij die je zo kunt overnemen. Daar past wel een gesprek bij met de HRM-medewerker.

Geleerde lessen vanuit de regio’s

In SDDI-regio’s hebben we gemerkt dat wordt geconstateerd dat het anders moet, maar dat daar nog niet altijd invulling aan wordt gegeven. De beste invulling is wellicht nog die van ondergrondregisseurs, een vak dat vooral bij grote steden in opkomst is. Een ondergrondregisseur schakelt tussen werkvelden en opgaven en tussen strategische keuzes en de praktijk van elke dag.